Doorgaan naar hoofdcontent

DE MARABOES



Het zou er kunnen zijn, men had hem gewaarschuwd, maar in zijn slaperigheid lette hij niet op wie of wat zich in de duisternis bewoog.
Hij was wakker geworden omdat hij moest pissen, maar stelde dat zo lang mogelijk uit. Had een tijdje liggen kijken naar het muggennet, die merkwaardige gevangenis van gaas die moest beschermen tegen malaria. Uiteindelijk was hij er maar onder vandaan gekropen en naar buiten gelopen.
Het was nog donker, maar in de verte, waar lager de Nijl stroomde, was een dunne een streep violet licht te zien.
Hij keek omhoog. Bovenin de boom naast zijn banda stonden de maraboes. Doodstil, als zwarte standbeelden. In de duisternis klonk het lichte zoemen van een generator.
Hij schuifelde over het kampement. De witgeverfde stenen die de paden markeerden, staken als afgebroken kiezen uit de aarde, hier en daar verlicht door de walmende stormlantaarns die aan ijzeren haken voor de tenten en hutten hingen.
Slaperig liep hij over het terrein. Het kamp was in rust. In het toiletgebouw brandde kil licht.
Ergens voor hem, links van het pad moest de waterput zijn. Een donkere vorm, die nu leek te zweven boven de aarde, als in een schilderij van Margritte.
Hij bleef staan. Zonder bril zag hij niet veel.
Bewoog de put?
In het flauwe licht van de lampen leek het gevaarte heel langzaam naar rechts te schuiven. Daar bleef  bleef het onbeweeglijk voor hem zweven en kwam toen uiterst traag zijn kant uit.
Hij bleef staan. Plotseling kreeg hij het koud, brak het zweet hem uit en begon het over zijn lichaam te stromen.
Nee, nu nog niet, nu nog niet.
Er klonk een zacht, nauwelijks hoorbaar gesnuif.
Hij begreep.
Maar het is mijn tijd nog niet.
Hij hield zijn adem in en bleef versteend staan.
Toen schoof hij langzaam achteruit. Zo onopvallend mogelijk probeerde hij de afstand te vergroten. Maar de kolos bewoog met hem mee, stapje voor stapje. De afstand bleef dezelfde.
De huisjes. Hij moest bij de huisjes zien te komen.
Hij tilde zijn voet op en terwijl hij achterom keek, raakte hij een van de witte stenen. Hij verloor zijn evenwicht.
Twee kleine glimmende kralen keken naar hem. Er heerste absolute stilte. Het gevaar stond daar. Voor hem. Op het punt hem te verpletteren. Als iets tijdloos waarvan hij nog geen seconde verwijderd was.
Het snoof, opende langzaam zijn bek, alsof het gaapte, boog zich voorover en scheurde in een keer een hap gras uit de aarde. Alsof het smalend lachte. Daarna draaide het zich om en verdween even traag in de duisternis.
Hij bereikte het toiletgebouw en trok het getraliede hek achter zich dicht. Het metalen geluid weergalmde over het kamp. Even bleef hij tegen de muur staan. Toen keek hij naar buiten. De streep violet licht was breder geworden.  Hij voelde dat zijn kruis nat was.
In de verte zag hij in de boomtop de contouren van de maraboes. Ze stonden nog steeds onbeweeglijk, alsof er geen tijd verstreken was.




Populaire posts van deze blog

HEMELVAART

Vlak voor hemelvaart verhuisde mevrouw Van Randwijk naar een verpleeghuis. Na haar heupoperatie was ze in de war en mocht niet terug naar huis. Ze was zo licht als een veertje en haar huid was van perkament.  Hoe klein ze ook was, haar woede hield ze niet in. Hoe haalden ze het in hun hoofd? Was Cees, haar man, er nog maar. Ze kon nog heel goed voor zich zelf zorgen, ze kookte toch om de andere dag!?  Ze zat in een leunstoel. Tegenover haar zat een neef, die haar kamer had ingericht met enkele meubels uit de oude woning.  - Had mij ook maar naar de stort gebracht. Je haalt me hier weg. Ik blijf hier niet.  Het verpleeghuis lag in een buitenwijk langs een spoorlijn. Tweemaal per uur denderde de intercity voorbij. In het midden van het gebouw was de luchtplaats, zoals ze die noemde: een besloten ronde tuin, met een gaanderij eromheen, waar de bewoners konden wandelen.  Daar liep ook meneer Overveen. Hij wandelde de hele dag en loste in een schriftje wiskundige raadsels op. 

VAN HET EEN...

Door het lezen in Patrick Modiano: Trilogie van een beginnend schrijverschap, dat bestaat uit drie korte romans Verdaagd verdriet, Honger en puin en Hondelente, word ik teruggeslingerd in mijn eigen verleden.  Dat is het merkwaardige, of wellicht is het helemaal niet zo merkwaardig, dat door te lezen over herinneringen van anderen je eigen herinneringen opdoemen. Overweldigend zijn die herinneringen dan wel. Zo overweldigend dat ik ze nauwelijks kan bijbenen. De een struikelt over de ander heen mijn bewustzijn binnen. Een woord, een zinsnede, een passage en hopla ik zie een muur voor me, waarlangs ik ooit gewandeld heb. Of een schuur waar ik ooit, als twintiger, met een meisje heb staan vrijen. En bijvoorbeeld dat laatste doemt dan vlijmscherp uit de duisternis op. Beangstigend is het ook wel, vind ik. Want er zijn natuurlijk veel gebeurtenissen waaraan ik helemaal niet herinnerd wil worden. Maar op de een of andere manier sluimeren ze natuurlijk diep in mij, en worden ze op zo’n

OH LES BEAUX JOURS

Wat een goddelijke dag. Als ik op reis ben, ontstaat er altijd een vrijwel onbevredigbare drang om boeken te kopen, in ieder geval om in een boekhandel rond te kijken. Want boekhandels zijn waar ook ter wereld veilige plekken, waar je de geest kunt laten dwalen. Nu ik dit schrijf, besef ik dat dit niet per se waar is, boekhandels zijn ook onveilige plekken, maar daarover later misschien meer. Ik was dus in Carpentras. We hadden heerlijk gegeten Chez Serge, een aangenaam eethuis aan de rand van het oude centrum. En daarna zouden we nog even de stad inlopen en in ieder geval een boekhandel bezoeken. Ik herkende meteen de Librairie de L’Horloge, een mooie boekhandel met echte boekhandelaren, geen boekverkopers, waarvan ik me herinnerde dat een paar jaar geleden een van hen ook al op de bank een bestelling zat door te nemen met een uitgeversvertegenwoordiger. Zo zag je dat vroeger in Nederland ook nog wel eens.  Ik was op zoek naar een kleine roman van Jean Echenoz: 14, die ik vorig jaar i