Door het lezen in Patrick Modiano: Trilogie van een beginnend schrijverschap, dat bestaat uit drie korte romans Verdaagd verdriet, Honger en puin en Hondelente, word ik teruggeslingerd in mijn eigen verleden.
Dat is het merkwaardige, of wellicht is het helemaal niet zo merkwaardig, dat door te lezen over herinneringen van anderen je eigen herinneringen opdoemen. Overweldigend zijn die herinneringen dan wel. Zo overweldigend dat ik ze nauwelijks kan bijbenen. De een struikelt over de ander heen mijn bewustzijn binnen. Een woord, een zinsnede, een passage en hopla ik zie een muur voor me, waarlangs ik ooit gewandeld heb. Of een schuur waar ik ooit, als twintiger, met een meisje heb staan vrijen. En bijvoorbeeld dat laatste doemt dan vlijmscherp uit de duisternis op. Beangstigend is het ook wel, vind ik. Want er zijn natuurlijk veel gebeurtenissen waaraan ik helemaal niet herinnerd wil worden. Maar op de een of andere manier sluimeren ze natuurlijk diep in mij, en worden ze op zo’n moment tevoorschijn geroepen. Wat het verband is met wat ik lees bij Modiano? Geen idee. Maar alleen al het lezen van een willekeurig woord kan dit bewerkstelligen. Strikt genomen heb je daar Modiano natuurlijk niet voor nodig, maar kennelijk roept zijn werk die gevoeligheid juist bij me op.
Hijzelf, of in ieder geval zijn personages verdwijnen voortdurend in lang vervlogen herinneringen. Hij wil die ook oproepen. Daarop is een groot deel van zijn werk gebaseerd. Hij is erop uit om die herinneringen vast te houden. Het vastleggen van desnoods minuscule gebeurtenissen, die hoegenaamd niets om het lijf hebben, maar die op de een of andere manier een diepe indruk in hem hebben achtergelaten.
Het lijken ook de beperkingen door het Coronavirus te zijn die dit bewerkstelligen. We zijn meer op onszelf teruggeworpen, verblijven meer in huis, lezen meer, ik althans en er is geen enkele afleiding buitenshuis, behalve dan een enkel fietstochtje en het geregelde bezoek aan de supermarkt om boodschappen te doen. Meer afleiding is er eigenlijk niet. Je zit dus in huis, of in de tuin, als je die hebt.
Zelfs nu ik dit schrijf en sommige zinnen teruglees, doemen allerlei herinneringen op. De zin: ik zie een muur voor me, waarlangs ik ooit heb gewandeld roept bij teruglezen de Zattere in Venetiƫ op en Joseph Brodsky. Ik zie de kade voor me, het kabbelende water van het kanaal van Giudecca, de kale verweerde muur met daarop het bordje: Fondamente degli incurabili. En ik hoor en zie de schilferend lichte golfjes aan de kademuur likken. Zelf verdwijn ik in dat prachtige boekje van Brodsky: Kade der ongeneeslijken, waarin hij over zijn verblijf in Venetiƫ schrijft. Wat moet het daar nu leeg zijn.
Reacties
Een reactie posten