Doorgaan naar hoofdcontent

JOHN MONTAGUE

Gisteren fietse ik door The Burren, een leeg en kaal, rotsachtig landschap. Typisch zo’n landschap waarin ik mij de personages van Samuel Beckett voorstel.
In de zeventiende eeuw zou een generaal van Cromwell gezegd hebben dat hij het een verschrikkelijk landschap vond, er was geen boom te bekennen waaraan je een man kon ophangen.
Dat landschap bracht me een gedicht van John Montague te binnen waarvan ik de laatste tijd heb geprobeerd een vertaling te maken. Dat valt niet mee, ook al ziet het er bedrieglijk eenvoudig uit. Toch laat ik het nu los. Ik vind het een mooi gedicht en het past helemaal bij het landschap. Het is trouwens aan Beckett opgedragen.

To Cease

for Samuel Beckett

To cease 
to be human

To be
a rock down
which rain pours,
a granite jaw
slowly discoloured

Or a statue
sporting a giant’s beard
of verdigris or rust
in some forgotten
village square.

A tree worn
by the prevailing winds
to a diagram of
tangled branches:
gnarled, sapless, alone.


To cease
to be human
and let birds soil
your skull, animals rest
in the crook of your arm.

To become
an object, honoured
or not, as the occasion demands;
while time bends you slowly
back to the ground.


Ophouden

Voor Samuel Beckett

Ophouden
mens te zijn

Een rots
te zijn waarlangs
regen stroomt,
een granieten kaak
langzaam verblekend.

Of een stoer standbeeld
met een enorme baard
roestig of van groen uitgeslagen steen
op een of ander vergeten
dorpsplein.

Een boom
door aanhoudende wind
afgeleefd tot een skelet
van verstrikte takken:
knoestig, dor, alleen.

Ophouden
mens te zijn
en vogels mogen op je schedel
schijten, dieren leggen zich te ruste
in de holte van je arm.

Ding
te worden, als het kan,
geliefd of niet;
terwijl de tijd je langzaam

terugbuigt naar de aarde.

(©️Vertaling Jan Hardeveld)

Populaire posts van deze blog

HEMELVAART

Vlak voor hemelvaart verhuisde mevrouw Van Randwijk naar een verpleeghuis. Na haar heupoperatie was ze in de war en mocht niet terug naar huis. Ze was zo licht als een veertje en haar huid was van perkament.  Hoe klein ze ook was, haar woede hield ze niet in. Hoe haalden ze het in hun hoofd? Was Cees, haar man, er nog maar. Ze kon nog heel goed voor zich zelf zorgen, ze kookte toch om de andere dag!?  Ze zat in een leunstoel. Tegenover haar zat een neef, die haar kamer had ingericht met enkele meubels uit de oude woning.  - Had mij ook maar naar de stort gebracht. Je haalt me hier weg. Ik blijf hier niet.  Het verpleeghuis lag in een buitenwijk langs een spoorlijn. Tweemaal per uur denderde de intercity voorbij. In het midden van het gebouw was de luchtplaats, zoals ze die noemde: een besloten ronde tuin, met een gaanderij eromheen, waar de bewoners konden wandelen.  Daar liep ook meneer Overveen. Hij wandelde de hele dag en loste in een schriftje wiskundige raadsels op. 

VAN HET EEN...

Door het lezen in Patrick Modiano: Trilogie van een beginnend schrijverschap, dat bestaat uit drie korte romans Verdaagd verdriet, Honger en puin en Hondelente, word ik teruggeslingerd in mijn eigen verleden.  Dat is het merkwaardige, of wellicht is het helemaal niet zo merkwaardig, dat door te lezen over herinneringen van anderen je eigen herinneringen opdoemen. Overweldigend zijn die herinneringen dan wel. Zo overweldigend dat ik ze nauwelijks kan bijbenen. De een struikelt over de ander heen mijn bewustzijn binnen. Een woord, een zinsnede, een passage en hopla ik zie een muur voor me, waarlangs ik ooit gewandeld heb. Of een schuur waar ik ooit, als twintiger, met een meisje heb staan vrijen. En bijvoorbeeld dat laatste doemt dan vlijmscherp uit de duisternis op. Beangstigend is het ook wel, vind ik. Want er zijn natuurlijk veel gebeurtenissen waaraan ik helemaal niet herinnerd wil worden. Maar op de een of andere manier sluimeren ze natuurlijk diep in mij, en worden ze op zo’n

OH LES BEAUX JOURS

Wat een goddelijke dag. Als ik op reis ben, ontstaat er altijd een vrijwel onbevredigbare drang om boeken te kopen, in ieder geval om in een boekhandel rond te kijken. Want boekhandels zijn waar ook ter wereld veilige plekken, waar je de geest kunt laten dwalen. Nu ik dit schrijf, besef ik dat dit niet per se waar is, boekhandels zijn ook onveilige plekken, maar daarover later misschien meer. Ik was dus in Carpentras. We hadden heerlijk gegeten Chez Serge, een aangenaam eethuis aan de rand van het oude centrum. En daarna zouden we nog even de stad inlopen en in ieder geval een boekhandel bezoeken. Ik herkende meteen de Librairie de L’Horloge, een mooie boekhandel met echte boekhandelaren, geen boekverkopers, waarvan ik me herinnerde dat een paar jaar geleden een van hen ook al op de bank een bestelling zat door te nemen met een uitgeversvertegenwoordiger. Zo zag je dat vroeger in Nederland ook nog wel eens.  Ik was op zoek naar een kleine roman van Jean Echenoz: 14, die ik vorig jaar i