Doorgaan naar hoofdcontent

IRISH POETRY

Vandaag fietste ik over Valentia Island, waar ik vijfenveertig jaar geleden ook was. Maar ik herinnerde me er niets meer van. Bovendien was het weer niet al te best, en hebben we onze fietstocht, ik was met mijn geliefde, maar wat ingekort, om heerlijk te eraan eten bij The Point, een visrestaurant bij de ferry van Cahirciveen naar Valentia Island.
Nu ben ik weer thuis en zit te lezen in het werk van Eavan Boland (1944). Ik ben nogal onder de indruk van haar gedichten en bied je Irish Poetry in mijn vertaling aan. Ik hoop dat je er ook zo van kunt genieten als ik dat gedaan heb.

Irish Poetry

We always knew there was no Orpheus in Ireland.
No music stored at the doors of hell.
No god to make it.
No wild beasts to weep and to lie down to it.

But I remember an evening when the sky
was underworld-dark at four,
when ice had seized every part of the city
and we sat talking -
the air making a wreath for our cups of tea.

And you began to speak of our own gods.
Our heartbroken pantheon.

No Attic light for them and no Herodotus.
But thin rain and dogfish and the stopgap
of sharp cliffs
they spent their winters on.

And the pitch-black Atlantic night.
How the sound
of a bird’s wing in a lost language sounded.

You made the noise for me.
Made it again.
Until I could see the flight of it: suddenly

the silvery lithe rivers of the south-west
lay down in silence
and the savage acres no one could predict
were all at ease, soothed and quiet and

listening to you, as I was. As if to music, as if to peace. 


Ierse poëzie

We wisten altijd al dat Ierland geen Orfeus heeft gekend.
Geen muziek voor de poorten van de hel.
Geen god die haar maakte.
Geen gehuil van wilde dieren terwijl ze luisterden

Maar ik herinner me een avond dat de hemel
om vier uur al aardedonker was,
dat de vrieskou ieder deel van de stad in zijn greep had
en dat we bij elkaar zaten en praatten - 
de damp in slierten om onze kopjes thee

En jij begon te praten over onze eigen goden.
Ons hartverscheurende pantheon.

Voor hen geen Attisch licht of Herodotus.
Maar fijne regen en hondshaai en als stopwoorden
de scherpe kliffen
waar ze hun winters doorbrachten.

En de pikzwarte Atlantische nacht.
Hoe de klank van een vleugelslag
in een verloren gegane taal klonk.

Je maakte dat geluid voor mij.
En nog een keer.
Tot ik het voor me zag: plotseling

legden de kalme zilveren rivieren van het zuidwesten
zich neer in stilte
en niemand kon voorzien dat de kale akkers
er allemaal vredig, kalm en stil bij zouden liggen en


luisteren naar jou, net als ik. Als naar muziek, naar vrede.



Populaire posts van deze blog

HEMELVAART

Vlak voor hemelvaart verhuisde mevrouw Van Randwijk naar een verpleeghuis. Na haar heupoperatie was ze in de war en mocht niet terug naar huis. Ze was zo licht als een veertje en haar huid was van perkament.  Hoe klein ze ook was, haar woede hield ze niet in. Hoe haalden ze het in hun hoofd? Was Cees, haar man, er nog maar. Ze kon nog heel goed voor zich zelf zorgen, ze kookte toch om de andere dag!?  Ze zat in een leunstoel. Tegenover haar zat een neef, die haar kamer had ingericht met enkele meubels uit de oude woning.  - Had mij ook maar naar de stort gebracht. Je haalt me hier weg. Ik blijf hier niet.  Het verpleeghuis lag in een buitenwijk langs een spoorlijn. Tweemaal per uur denderde de intercity voorbij. In het midden van het gebouw was de luchtplaats, zoals ze die noemde: een besloten ronde tuin, met een gaanderij eromheen, waar de bewoners konden wandelen.  Daar liep ook meneer Overveen. Hij wandelde de hele dag en loste in een schriftje wiskundige raadsels op. 

VAN HET EEN...

Door het lezen in Patrick Modiano: Trilogie van een beginnend schrijverschap, dat bestaat uit drie korte romans Verdaagd verdriet, Honger en puin en Hondelente, word ik teruggeslingerd in mijn eigen verleden.  Dat is het merkwaardige, of wellicht is het helemaal niet zo merkwaardig, dat door te lezen over herinneringen van anderen je eigen herinneringen opdoemen. Overweldigend zijn die herinneringen dan wel. Zo overweldigend dat ik ze nauwelijks kan bijbenen. De een struikelt over de ander heen mijn bewustzijn binnen. Een woord, een zinsnede, een passage en hopla ik zie een muur voor me, waarlangs ik ooit gewandeld heb. Of een schuur waar ik ooit, als twintiger, met een meisje heb staan vrijen. En bijvoorbeeld dat laatste doemt dan vlijmscherp uit de duisternis op. Beangstigend is het ook wel, vind ik. Want er zijn natuurlijk veel gebeurtenissen waaraan ik helemaal niet herinnerd wil worden. Maar op de een of andere manier sluimeren ze natuurlijk diep in mij, en worden ze op zo’n

OH LES BEAUX JOURS

Wat een goddelijke dag. Als ik op reis ben, ontstaat er altijd een vrijwel onbevredigbare drang om boeken te kopen, in ieder geval om in een boekhandel rond te kijken. Want boekhandels zijn waar ook ter wereld veilige plekken, waar je de geest kunt laten dwalen. Nu ik dit schrijf, besef ik dat dit niet per se waar is, boekhandels zijn ook onveilige plekken, maar daarover later misschien meer. Ik was dus in Carpentras. We hadden heerlijk gegeten Chez Serge, een aangenaam eethuis aan de rand van het oude centrum. En daarna zouden we nog even de stad inlopen en in ieder geval een boekhandel bezoeken. Ik herkende meteen de Librairie de L’Horloge, een mooie boekhandel met echte boekhandelaren, geen boekverkopers, waarvan ik me herinnerde dat een paar jaar geleden een van hen ook al op de bank een bestelling zat door te nemen met een uitgeversvertegenwoordiger. Zo zag je dat vroeger in Nederland ook nog wel eens.  Ik was op zoek naar een kleine roman van Jean Echenoz: 14, die ik vorig jaar i