Doorgaan naar hoofdcontent

DE VLEERMUIS

Uit Ierland weer een gedicht van de onlangs overleden Matthew Sweeney (1952-2018)

THE BAT
In through the open French window
flew the bat, past my head
as I stood peeing into the river
that flowed beneath the house
which the bat quickly explored, round
the barn-sized living-room,
up the cracked stairs, two flights
to the attic where the kids slept
but they wouldn’t tonight, not while
the bat stayed. So we opened
the skylight, despite the wasp’s nest
on the drainpipe, and I stood
with a glass of local red wine,
calling to the bat, like Dracula,
Lovely creature of the night
come to me, I am your friend,
while it looped the length of the room,
with the kids on the stairs, laughing,
but not coming in. And it stayed
past midnight, till Joan
cupped it in her hands
and carried it downstairs 
to the same French window,
where I stood, calling after it,
Lovely creature of the night,
come back, I miss you,
come to me, I am your friend.



DE VLEERMUIS
Naar binnen door het open Franse raam
vloog de vleermuis, langs mijn hoofd
terwijl ik stond te plassen in de rivier
die beneden stroomde langs het huis,
dat de vleermuis snel exploreerde, 
door de stalgrote woonkamer,
de aftandse trap op, twee verdiepingen omhoog
naar de zolder waar de kinderen sliepen
maar vannacht niet, niet met de vleermuis
erbij. Dus openden we 
het dakraam, ondanks het wespennest
bij de afvoer, en daar stond ik
met een glas plaatselijke rode wijn
als Dracula, en sprak tot de vleermuis,
Lieflijk creatuur der nacht
kom bij de vriend die je verwacht
terwijl hij loopings vloog door de kamer,
de kinderen op de trap, giechelend,
maar op afstand. En hij bleef
na middernacht, tot Joan
hem ving in de kom van haar handen
en hem naar beneden droeg
naar hetzelfde Franse raam,
waar ik stond, hem naroepend,
Lieflijk creatuur der nacht,
kom terug, ik mis je,
ik ben de vriend die je verwacht.




Populaire posts van deze blog

HEMELVAART

Vlak voor hemelvaart verhuisde mevrouw Van Randwijk naar een verpleeghuis. Na haar heupoperatie was ze in de war en mocht niet terug naar huis. Ze was zo licht als een veertje en haar huid was van perkament.  Hoe klein ze ook was, haar woede hield ze niet in. Hoe haalden ze het in hun hoofd? Was Cees, haar man, er nog maar. Ze kon nog heel goed voor zich zelf zorgen, ze kookte toch om de andere dag!?  Ze zat in een leunstoel. Tegenover haar zat een neef, die haar kamer had ingericht met enkele meubels uit de oude woning.  - Had mij ook maar naar de stort gebracht. Je haalt me hier weg. Ik blijf hier niet.  Het verpleeghuis lag in een buitenwijk langs een spoorlijn. Tweemaal per uur denderde de intercity voorbij. In het midden van het gebouw was de luchtplaats, zoals ze die noemde: een besloten ronde tuin, met een gaanderij eromheen, waar de bewoners konden wandelen.  Daar liep ook meneer Overveen. Hij wandelde de hele dag en loste in een schriftje wiskundige raadsels op. 

VAN HET EEN...

Door het lezen in Patrick Modiano: Trilogie van een beginnend schrijverschap, dat bestaat uit drie korte romans Verdaagd verdriet, Honger en puin en Hondelente, word ik teruggeslingerd in mijn eigen verleden.  Dat is het merkwaardige, of wellicht is het helemaal niet zo merkwaardig, dat door te lezen over herinneringen van anderen je eigen herinneringen opdoemen. Overweldigend zijn die herinneringen dan wel. Zo overweldigend dat ik ze nauwelijks kan bijbenen. De een struikelt over de ander heen mijn bewustzijn binnen. Een woord, een zinsnede, een passage en hopla ik zie een muur voor me, waarlangs ik ooit gewandeld heb. Of een schuur waar ik ooit, als twintiger, met een meisje heb staan vrijen. En bijvoorbeeld dat laatste doemt dan vlijmscherp uit de duisternis op. Beangstigend is het ook wel, vind ik. Want er zijn natuurlijk veel gebeurtenissen waaraan ik helemaal niet herinnerd wil worden. Maar op de een of andere manier sluimeren ze natuurlijk diep in mij, en worden ze op zo’n

OH LES BEAUX JOURS

Wat een goddelijke dag. Als ik op reis ben, ontstaat er altijd een vrijwel onbevredigbare drang om boeken te kopen, in ieder geval om in een boekhandel rond te kijken. Want boekhandels zijn waar ook ter wereld veilige plekken, waar je de geest kunt laten dwalen. Nu ik dit schrijf, besef ik dat dit niet per se waar is, boekhandels zijn ook onveilige plekken, maar daarover later misschien meer. Ik was dus in Carpentras. We hadden heerlijk gegeten Chez Serge, een aangenaam eethuis aan de rand van het oude centrum. En daarna zouden we nog even de stad inlopen en in ieder geval een boekhandel bezoeken. Ik herkende meteen de Librairie de L’Horloge, een mooie boekhandel met echte boekhandelaren, geen boekverkopers, waarvan ik me herinnerde dat een paar jaar geleden een van hen ook al op de bank een bestelling zat door te nemen met een uitgeversvertegenwoordiger. Zo zag je dat vroeger in Nederland ook nog wel eens.  Ik was op zoek naar een kleine roman van Jean Echenoz: 14, die ik vorig jaar i