Doorgaan naar hoofdcontent

DE MARABOES

Het zou er kunnen zijn, men had hem gewaarschuwd, maar in zijn slaperigheid lette hij niet op wie of wat zich in de duisternis over het kampement bewoog.
Hij was wakker geworden omdat hij naar de wc moest, maar stelde dat zo lang mogelijk uit. Had een tijdje naar het muggennet liggen kijken, die merkwaardige gevangenis van gaas die moest beschermen tegen malaria, en was er uiteindelijk maar onder vandaan gekropen.
Het was nog donker, maar in de verte, waar in de diepte de Nijl stroomde, was al een streep violet licht te zien.
Hij meende bovenin de boom naast zijn banda de maraboes te horen. Hij keek omhoog. Ze stonden er, doodstil, als zwarte standbeelden.
De witgeverfde stenen die de paden markeerden, staken als kleine afgebroken kiezen uit de aarde, hier en daar verlicht door walmende stormlantaarns die aan ijzeren haken voor de tenten hingen.
Slaperig schuifelde hij over het terrein tussen de huisjes door.
Hij wist nu waarvan hij nog meer was wakkergeschrokken. Hij was zijn overleden vrouw tegengekomen op een feestje en had haar hartelijk omhelsd, goh wat leuk dat jij er ook bent, San..., haar naam inslikkend, omdat dat haar naam niet was. Ze was nu gehuwd met Irma, vertelde ze, een vriendin van vroeger. Ze droegen beiden zwart gevoileerde feestjurken waaronder ze vrolijk hun borsten toonden. Daarna waren ze weggevlogen.
Het kamp was in rust. Verderweg, uit het toiletgebouw viel vaal licht.
Ergens voor hem, links van het pad moest de waterput zijn. Een donkere vorm, die nu leek te zweven boven de aarde, als in een schilderij van Margritte.
Hij bleef staan. Zonder bril zag hij niet veel.
De put leek zich te verplaatsen. In het flauwe licht van de lampen schoof het gevaarte verder naar rechts, bleef daarna onbeweeglijk voor hem zweven en kwam langzaam dichterbij.
Plotseling kreeg hij het koud, het zweet begon over zijn lichaam te stromen. Hij begreep wat er voor hem was.
Nee, nu nog niet, nu nog niet,
Er klonk een zacht gesnuif, alsof iemand smalend lachte.
Hij moest ontkomen. Het was zijn tijd nog niet. Het is mijn tijd nog niet.
Langzaam schoof hij achteruit. Zo geluidloos mogelijk probeerde hij de afstand te vergroten.
Maar de kolos bewoog langzaam met hem mee, stapje voor stapje. De afstand bleef dezelfde.
Hij moest bij de huisjes zien te komen, dan had hij een kans.
Hij tilde zijn voet op en terwijl hij achterom keek, raakte hij een van de witte stenen en verloor zijn evenwicht.
Twee kleine glimmende kralen keken naar hem. Er heerste absolute stilte. Het gevaarte stond daar. Voor hem. Op het punt hem te verpletteren. Als iets tijdloos waarvan hij nog geen seconde verwijderd was.
Het snoof, opende langzaam zijn bek, alsof het gaapte en scheurde in een keer een hap gras uit de aarde. Daarna draaide het zich om en liep langzaam uit zicht.
Hij bereikte het toiletgebouw en trok het getraliede hek achter zich dicht. Het metalen geluid weergalmde over het kamp. Even bleef hij tegen de muur staan. Toen keek hij naar buiten.
In de verte zag hij in de boomtop de contouren van de maraboes. Ze stonden nog steeds onbeweeglijk, alsof er geen tijd verstreken was.




Reacties

Populaire posts van deze blog

HEMELVAART

Vlak voor hemelvaart verhuisde mevrouw Van Randwijk naar een verpleeghuis. Na haar heupoperatie was ze in de war en mocht niet terug naar huis. Ze was zo licht als een veertje en haar huid was van perkament.  Hoe klein ze ook was, haar woede hield ze niet in. Hoe haalden ze het in hun hoofd? Was Cees, haar man, er nog maar. Ze kon nog heel goed voor zich zelf zorgen, ze kookte toch om de andere dag!?  Ze zat in een leunstoel. Tegenover haar zat een neef, die haar kamer had ingericht met enkele meubels uit de oude woning.  - Had mij ook maar naar de stort gebracht. Je haalt me hier weg. Ik blijf hier niet.  Het verpleeghuis lag in een buitenwijk langs een spoorlijn. Tweemaal per uur denderde de intercity voorbij. In het midden van het gebouw was de luchtplaats, zoals ze die noemde: een besloten ronde tuin, met een gaanderij eromheen, waar de bewoners konden wandelen.  Daar liep ook meneer Overveen. Hij wandelde de hele dag en loste in een schriftje wiskundige raadsels op. 

VAN HET EEN...

Door het lezen in Patrick Modiano: Trilogie van een beginnend schrijverschap, dat bestaat uit drie korte romans Verdaagd verdriet, Honger en puin en Hondelente, word ik teruggeslingerd in mijn eigen verleden.  Dat is het merkwaardige, of wellicht is het helemaal niet zo merkwaardig, dat door te lezen over herinneringen van anderen je eigen herinneringen opdoemen. Overweldigend zijn die herinneringen dan wel. Zo overweldigend dat ik ze nauwelijks kan bijbenen. De een struikelt over de ander heen mijn bewustzijn binnen. Een woord, een zinsnede, een passage en hopla ik zie een muur voor me, waarlangs ik ooit gewandeld heb. Of een schuur waar ik ooit, als twintiger, met een meisje heb staan vrijen. En bijvoorbeeld dat laatste doemt dan vlijmscherp uit de duisternis op. Beangstigend is het ook wel, vind ik. Want er zijn natuurlijk veel gebeurtenissen waaraan ik helemaal niet herinnerd wil worden. Maar op de een of andere manier sluimeren ze natuurlijk diep in mij, en worden ze op zo’n

OH LES BEAUX JOURS

Wat een goddelijke dag. Als ik op reis ben, ontstaat er altijd een vrijwel onbevredigbare drang om boeken te kopen, in ieder geval om in een boekhandel rond te kijken. Want boekhandels zijn waar ook ter wereld veilige plekken, waar je de geest kunt laten dwalen. Nu ik dit schrijf, besef ik dat dit niet per se waar is, boekhandels zijn ook onveilige plekken, maar daarover later misschien meer. Ik was dus in Carpentras. We hadden heerlijk gegeten Chez Serge, een aangenaam eethuis aan de rand van het oude centrum. En daarna zouden we nog even de stad inlopen en in ieder geval een boekhandel bezoeken. Ik herkende meteen de Librairie de L’Horloge, een mooie boekhandel met echte boekhandelaren, geen boekverkopers, waarvan ik me herinnerde dat een paar jaar geleden een van hen ook al op de bank een bestelling zat door te nemen met een uitgeversvertegenwoordiger. Zo zag je dat vroeger in Nederland ook nog wel eens.  Ik was op zoek naar een kleine roman van Jean Echenoz: 14, die ik vorig jaar i