Branding was er nauwelijks. De zee golfde
in lauwe beweging. Een dunne rand wittig schuim markeerde de uitloop van de
laatste golf.
De man zette zijn voeten in het water en zakte
weg tot zijn enkels. Zijn tenen verdwenen onmiddellijk in het zand.
Helder water, zei hij.
De hele middag bracht
hij door op het strand, zoekend naar stenen, schelpen, kleine stukken hout voor
zijn verzameling.
Er was een wandelaar, die achter de rotsen vandaan
kwam, langs de vloedlijn liep en naar het noorden, achter andere rotsen,
verdween.
Het strand ging
landinwaarts over in een kleine vlakte, met dor, hard gras, waardoorheen een
onverharde weg dood liep op de omringende rotsen.
Aan het eind van de
middag liep hij de weg af.
Niet ver van de rotsen
stond een gerestaureerde watermolen in een bosje van palmen. Daar wilde hij
heen.
Hij passeerde een
vervallen loods op palen. Eronder lagen vergane netten, boeien, een paar
staken, een rol gaas.
Hij liep door het gras,
dat in zijn huid sneed.
Er klonk een zacht gepiep.
Hij luisterde. Het kwam achter de loods vandaan.
Hij liep er naartoe.
Half verscholen in de
begroeiing lag een wal, bekleed met zwart plastic.
Daar komt het geluid
vandaan, zei hij.
Hij klom over een laag
hekwerk en bleef haken aan een stuk gaas.
Tegen de wal omhoog
klimmend gleed hij uit. Hij greep zich vast in een bos distels die door het
plastic heen groeide.
In
het basin zwom een kleine hond met een glimmend bruin vel, verzadigd van water.
Een jong dier, zei hij,
een paar maanden oud. Zie hoe hij zijn kop met moeite boven water houdt, de
oren hangen er als slappe washandjes langs. Dat zachte piepen.
De hond probeerde tegen de kant omhoog te krabbelen, maar kreeg geen houvast op het gladde plastic. Iedere keer als hij zich uit het water leek te bevrijden gleed hij terug.
De hond probeerde tegen de kant omhoog te krabbelen, maar kreeg geen houvast op het gladde plastic. Iedere keer als hij zich uit het water leek te bevrijden gleed hij terug.
Wacht, ik ga je redden,
zei de man.
Hij stapte naar de rand,
zakte door zijn knieƫn en boog zich naar het water. Met zijn hand reikte hij
naar de hond, maar de hond zwom angstig van hem weg.
Daarna probeerde hij het
nog een keer, en nog een keer, en nog een keer, maar iedere keer zwom de hond
van hem weg.
Dit heeft geen zin,
besloot hij.
Hij keek naar de hond,
waarvan de kop steeds dieper in het water lag.
Je gaat verzuipen, hond,
zei de man.
Toen draaide hij zich om
en gleed van de wal af, stapte over het hekwerk en wandelde in de richting van
de watermolen.
Hij bekeek zijn hand,
distels staken diep in zijn huid.
Na een paar honderd
meter hoorde hij niets meer.
Reacties
Een reactie posten