Hij begreep niet hoe hij hier verzeild was geraakt, hij
moest verkeerd zijn gelopen. Hij liep een eind de straat in, langs de hoge
tuinmuur, waarover een tak groeide. Achter de muur klonk het gelach van een
vrouw.
Hij bleef staan. Het was warm. Hij zocht
steun bij de muur.
De muur was
wit, zag hij nu, dat was hem nog niet opgevallen. Hij keek om zich heen. Alles
is hier onbeschrijflijk wit, dacht hij.
Iets verderop zag hij een poort. Hij liep
erheen.
Hij keek door de kier tussen de poort en
de muur. Er was een klein zwembad.
Hij schoof de regel van het slot en met
één hand duwde hij de poort open. Hij deed een stap naar voren.
In de ligstoel op het terras achter het
zwembad lag de vrouw. Druppels
glansden op haar huid. Ze tilde een arm op en wenkte.
Haar lippen bewogen, maar de woorden
verdwenen onhoorbaar tussen hen in,
precies in het midden van het kleine zwembad.
Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd.
Toen draaide hij zich om, trok de poort
achter zich dicht, duwde behoedzaam de regel terug in het slot en liep de
straat uit, terwijl hij met zijn hand langs de muur streek.
Reacties
Een reactie posten