Doorgaan naar hoofdcontent

ANNA KARENINA 1


Als Anna Karenina aankomt op het station van Moskou om bij haar broer Stepan Arkadjewitsj Oblonski en schoonzus Dolly op bezoek te gaan (zij hebben huwelijksproblemen), maakt ze kort kennis met Wronski, een jongeman die tot de jeunesse dorée van Petersburg behoort, die zijn moeder, die samen met Anna heeft gereisd, komt afhalen. Als het gezelschap de trein verlaat is er op het perron enig rumoer. Er lopen mensen met verschrikte gezichten voorbij. Het blijkt dat er een baanwachter onder de trein is gekomen.
            Anna is hevig ontdaan en vraagt zich hardop af of er niets voor de weduwe gedaan kan worden. Wronski verlaat onmiddellijk het gezelschap en geeft tweehonderd roebel aan een perronopzichter. Voor de weduwe, zegt hij als de stationschef hen achterop komt.



            - Heb jij hem dat gegeven? riep Oblonski achter hem. Hij drukte de arm van zijn zuster (Anna, jh) en voegde eraan toe: Wat aardig! Wat ontzettend aardig! Een beste kerel is het, vind je niet? Tot weerziens gravin.
En hij bleef met zijn zuster staan om te zien, waar het kamermeisje bleef.
Toen zij het station uitkwamen, was het rijtuig van de Wronski’s al weggereden. De mensen, die met hen naar buiten kwamen, spraken nog steeds over wat er gebeurd was.
- Het moet een ontzettende dood zijn, zei een heer, die hun voorbij liep. Men zegt dat het lichaam in tweeën was.
- Nee, ik geloof juist, dat het een plotselinge zachte dood is, merkte een ander op.
- Dat daar geen maatregelen tegen genomen worden, zei een derde.
Mevrouw Karenina stapte in het rijtuig en Stepan Arkadjewitsj zag tot zijn verwondering, dat haar lippen trilden en en dat zij met moeite haar tranen bedwong.
- Wat is er, Anna? vroeg hij, nadat zij enige ogenblikken gereden hadden.
- Het is een slecht voorteken, zei ze.
- Ach, wat een onzin, zei Stepan Arkadjewitsj. Jij bent er nu en dat is de hoofdzaak. Je weet niet, hoeveel ik van je verwacht.
- Ken jij Wronski al lang? vroeg zij.
- Ja, wij hopen dat hij met Kitty trouwt
-       O ja? zei Anna zacht (...)

Het citaat is afkomstig uit:
L.N. Tolstoj, Verzamelde Werken, Anna Karenina, Van Oorschot, Amsterdam

Reacties

Populaire posts van deze blog

HEMELVAART

Vlak voor hemelvaart verhuisde mevrouw Van Randwijk naar een verpleeghuis. Na haar heupoperatie was ze in de war en mocht niet terug naar huis. Ze was zo licht als een veertje en haar huid was van perkament.  Hoe klein ze ook was, haar woede hield ze niet in. Hoe haalden ze het in hun hoofd? Was Cees, haar man, er nog maar. Ze kon nog heel goed voor zich zelf zorgen, ze kookte toch om de andere dag!?  Ze zat in een leunstoel. Tegenover haar zat een neef, die haar kamer had ingericht met enkele meubels uit de oude woning.  - Had mij ook maar naar de stort gebracht. Je haalt me hier weg. Ik blijf hier niet.  Het verpleeghuis lag in een buitenwijk langs een spoorlijn. Tweemaal per uur denderde de intercity voorbij. In het midden van het gebouw was de luchtplaats, zoals ze die noemde: een besloten ronde tuin, met een gaanderij eromheen, waar de bewoners konden wandelen.  Daar liep ook meneer Overveen. Hij wandelde de hele dag en loste in een schriftje wiskundige raadsels op. 

VAN HET EEN...

Door het lezen in Patrick Modiano: Trilogie van een beginnend schrijverschap, dat bestaat uit drie korte romans Verdaagd verdriet, Honger en puin en Hondelente, word ik teruggeslingerd in mijn eigen verleden.  Dat is het merkwaardige, of wellicht is het helemaal niet zo merkwaardig, dat door te lezen over herinneringen van anderen je eigen herinneringen opdoemen. Overweldigend zijn die herinneringen dan wel. Zo overweldigend dat ik ze nauwelijks kan bijbenen. De een struikelt over de ander heen mijn bewustzijn binnen. Een woord, een zinsnede, een passage en hopla ik zie een muur voor me, waarlangs ik ooit gewandeld heb. Of een schuur waar ik ooit, als twintiger, met een meisje heb staan vrijen. En bijvoorbeeld dat laatste doemt dan vlijmscherp uit de duisternis op. Beangstigend is het ook wel, vind ik. Want er zijn natuurlijk veel gebeurtenissen waaraan ik helemaal niet herinnerd wil worden. Maar op de een of andere manier sluimeren ze natuurlijk diep in mij, en worden ze op zo’n

OH LES BEAUX JOURS

Wat een goddelijke dag. Als ik op reis ben, ontstaat er altijd een vrijwel onbevredigbare drang om boeken te kopen, in ieder geval om in een boekhandel rond te kijken. Want boekhandels zijn waar ook ter wereld veilige plekken, waar je de geest kunt laten dwalen. Nu ik dit schrijf, besef ik dat dit niet per se waar is, boekhandels zijn ook onveilige plekken, maar daarover later misschien meer. Ik was dus in Carpentras. We hadden heerlijk gegeten Chez Serge, een aangenaam eethuis aan de rand van het oude centrum. En daarna zouden we nog even de stad inlopen en in ieder geval een boekhandel bezoeken. Ik herkende meteen de Librairie de L’Horloge, een mooie boekhandel met echte boekhandelaren, geen boekverkopers, waarvan ik me herinnerde dat een paar jaar geleden een van hen ook al op de bank een bestelling zat door te nemen met een uitgeversvertegenwoordiger. Zo zag je dat vroeger in Nederland ook nog wel eens.  Ik was op zoek naar een kleine roman van Jean Echenoz: 14, die ik vorig jaar i